Katholieke en protestantse geveltekens in de Achterhoek en Twente in de 17e en 18e eeuw
Donars donderhamer
Een stad als Groenlo werd in 1597 en 1627 bijna geheel door brand verwoest.
Houten huizen waren in die tijd een gemakkelijke prooi voor het om zich heen grijpende vuur.
In Oost-Nederland zocht men bescherming tegen brand en blikseminslag door spreuken of door tekens op de woning aan te brengen.
De oorzaak van blikseminslag zocht men vroeger in het goddelijke. De Germaanse goden bleven nog lang na de kerstening in Noord Europa een rol spelen in het volksgeloof. In Twente en de Achterhoek was het vooral Donar of Thor die ontzag bleef inboezemen. Hij beschikte over de bliksem en droeg een knots of donderhamer bij zich, zo stelde de bijgelovige bevolking zich voor. Deze ”verpletteraar” was een soort boemerang die de god af en toe wegslingerde en weer in zijn hand terugkeerde.
foto: Spreuk op een voormalige stadsboerderij aan de Lievelderstraat in Groenlo uit 1623: ”Behoedet uns Her voer sunde und schandt / bewart dit hus vor ungeluck und brant”. Met op de stutbalk links het symbool van het schuinkruis gekerfd, met boven en onder een streep, zoals ook is te zien op veel muurankers. Foto Jan van den Brink
Verandering achtergrond geveltekens 17e en 18e eeuw in Achterhoek
Tot 1580 zijn de Achterhoek en Twente overwegend katholiek. In 1597, ten tijde van de tachtig-jarige oorlog, worden o.a. Oldenzaal en Groenlo door prins Maurits aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden toegevoegd. De katholieke eredienst wordt dan verboden en alleen het calvinisme mag nog gepredikt worden.
Tijdens het Spaans tegenoffensief onder leiding van Spinola, worden Groenlo en Oldenzaal in 1605 veroverd waardoor het katholiek blijft. In 1627 werd Groenlo definitief heroverd door Frederik Hendrik. Na het Beleg van Grol in 1672, was de stad tot 1674 bezet door de Bisschop van Münster, Bernhard von Galen.
In het overige, bij de wet protestantse deel van Twente en Achterhoek, ontstaan in de 17e en 18e eeuw schuilkerkjes. Daar en in de grensgebieden (bijv. Zwillbrock) komen in het geheim katholieken samen. De gediscrimineerde katholieke Twentenaren en Achterhoekers zoeken naar een visueel middel om de eigen identiteit tot uitdrukking te brengen.
Zo werden in Gelre (Gelderland) sinds het midden van de 18e eeuw de gekruiste paardekoppen als gevelteken - ook als een vorm van protest - vervangen door Katholieke symbolen. Deze geveltekens zouden ook als herkenning dienen voor West-Faalse priesters, uit het katholieke Münsterland die vermomd als koopman rondtrekken, om in het geheim missen e.d. te vieren.
Anderszijds blijven het uitingen van het volksgeloof als afweer tegen boze geesten. Als reactie daarop ontwikkelen Protestantse boeren ook hun eigen stijl.
Heuvel schrijft in 1927:" 't is alles nog zoo ouderwetsch in deze streken. Op den achtergevel der antieke boerenhuizen ziet men gekruiste paardenkoppen en op den voorgevel bij Roomschen het kruis." (blz. 450)
Geveltekens waren ook bekend bij onze oosterburen. Op foto een gevelteken met twee paardekoppen in Mecklenburg-Voor-Pommeren.
Bouwkundig belang geveltekens
De oorsprong ligt in het bouwkundige belang: De wigvormige uiteinden van nokbalkdragers als windveren, vormen het elementaire beginstadium van het paardenkoppenmotief.
'Het leggen van een paardekop in het stro boven de paardestal ter voorkoming van nachtmerries bij de paarden bleeft tot de vorige eeuw in zwang. Wanneer een paard was geofferd, bevestigden de Saksers de kop aan een paal bij hun woning. Later aan het huis zelf om demonische en menselijke vijanden te weren.´ (Kruizinga, 1963)
De gekruiste windveren waren nodig om het opwaaien van het riet op het dak te voorkomen.
De oudst bekende Nederduitse paardehoofden, die kruislings aan elkaar waren bevestigd, dateren uit de 1e eeuw voor Chr..
Sinds het midden van de achttiende eeuw werden de gekruiste paardenkoppen steeds meer vervangen door de jongere protestantse en katholieke geveltekens die tussen de windveren, boven aan de nok tegen de gevel werden gespijkerd.
Tussen de windveren bevindt zich het driehoekig ulebord (Uilenbord). Het gat daarin, het ulegat, heeft primair een bouwkundige betekenis.
Een vaak gehoorde verklaring is dat de paardekoppen in het volksgeloof iets te maken hebben met bescherming tegen onheil.
Over de symbolische betekenis van de paardekoppen en het ulegat is echter weining met zekerheid te zeggen. Er is ook veel nieuwe (fantasierijke) mythologie er omheen ontstaan. Het is tot nu toe niet gelukt uit betrouwbare bronnen de betekenis daarvan echt vast te stellen.
Everard Jans geeft in zijn boek over Gevel- en stiepel tekens (1973, blz. 105) een ethymologische verklaring voor het woord uilebord, die om bouwkunidge redenen niet voor 1700 zou kunnen zijn ontstaan. Zijn hypothese is dat het woord ulebord te maken heeft met het het woord 'ûle', dat oog betekent. 'Het zonlicht, door deze opening geworpen, was als het ware het oog van de dag'.
Een rond of ovaal venster, hoog in de gevel aangebracht is tijdens de renaissance en barok in Frankrijk en Engeland bekend onder de namen 'oeuil de boeuf' en 'bull's eye', of ook oculus. Uilenbord betekent dan eigenlijk vensterbord en heeft qua oorprong dan dus niets te maken met uilen die kunnen binnenvliegen! Een nieuwe mythe?
Literatuur:
- De vele kruisen van Vragender, Wim Scholtz, in: De Lichte voorde, periodiek van de vereniging voor oudheidkunde te Lichtenvoorde, nr 55, nov. 2007, blz 31-40
- Gevel- en stiepeltekens in Twente en de Achterhoek, Dr. Everhard Jans, Aprilis | november 2008.
- Gevel- en stiepeltekens in Twente en de Achterhoek, Jan Jans en Everhard Jans, Van der Loeff Enschede, 4e druk, 1973.
- Geveltekens volgens Twentsch genootschap
- Wat steet doar op 't huus? : geveltekens in Oost-Nederland / Jan Bornebroek. De Heurne Geunhuis Producties, 2012.
- Indekken tegen Donars donderhamer, 2006
- Oud-Achterhoeksch Boerenleven,1927, meester Hendrik Willem Heuvel (1864-1926).