Begrafenis rituelen in Groenlo en Zwillbrock
In een familie kroniek wordt beschreven hoe mensen uit Groenlo en Lichtenvoorde in de 17e tot en met begin twintigste eeuw traditioneel hun doden begroeven.
Die begrafenisrituelen vonden plaats in Vreden en Zwillbrock, over de Duitse grens, de noodkerk aan het Riekenberg en de Calixtuskerk in Groenlo.
Getuige onderstaand plaatje bij de begrafenisstoet van Willem IV, past dit bij wat in de 18e eeuw kennelijk de mode in de kleding was.
De auteur Helena van Basten Batenburg weet een macabere sfeer op te roepen als zij omstreeks 1864 het volgende over de begrafenisrituelen in Groenlo schrijft:
Een van de drie doodshoofden die zijn ingemetseld in de buitenmuur bij de ingang van de Calixtuskerk in Groenlo.
foto beneden: Detail begrafenisstoet Stadhouder Willem IV (1711 - 1754), die werd afgesloten door mannen gekleed in lange zwarte mantels en zwarte hoeden met afhangende lanfers.
Begrafenisrituelen en 'het akelig gehuil van wind en sneeuwbuijen'
"In de hoop dat de lezer het niet euvel duide veroorloof ik mij hier eene kleine uitweiding over de wijze waarop onze voorouders te Grol hunne dooden begroeven; de diepe eenvoud en het indrukwekkende van die plegtigheid nopen mij ervan te gewagen.
Volgens oude oorkonden werden de lijken der Katholieken, die na de reformatie een grafkelder in de St. Calixtus Kerk behouden hadden, op de volgende treurige en indrukwekkende wijze bijgezet.
De lijkdienst werd gehouden van 1626 tot 1651 ter stede Vreden.
Vanaf dien tijd tot 1699 altijd bij de Paters van het Klooster Bethlehem aan het Zwilbroek.
Met 1699, toen de noodkerk aan het Riekenberg kwam, ontstond er al spoedig onaangenaamheid tusschen den Pastoor Herman Otto van Munster en de Paters. De voornamen waren het meest met de Paters ingenomen, zoodat die het meest begunstigd werden.
De teraardebestelling had altijd bij duisteren avond plaats, des winters te zeven en des zomers te tien uur.
Wanneer 's winters de torenklok zeven uur sloeg, dan kondigde het zware klokkengelui het uur des vertreks aan. Dertien grootte lantaarns ter hoogte van een meter ontstaken hunnen lichten en soms plaatste men in ieder drie, vier vetkaarsen en werd het lijk uit de zaal gedragen. Twaalf dragers met zwarte mantels [1] en lange lanfers aan de hoeden, alsook vier slippendragers namen de baar met het lijk op, waartoe men de beste vrienden des overledenen uitkoos, de eersten waren buren. Voorop gaan de grootste lantarens, terwijl de overigen zich verdeelen om de doodbaar en familie heen, waarvoor zij destijds elk zes stuivers ontvingen. De familie van den doode heeft ook mantels om en lange lanfers, die treurig neerhangen tot aan den grond; de heeren houden een witlinnen zakdoek in de hand.
Aan de kerkdeur wordt de stoet opgewacht, door de boden en schutters om de orde te handhaven en de rust te bewaren, die daarvoor elk zestien stuivers ontvingen."
kerk in Zwillbrock.
"Als het lijk aan den grafkelder gekomen was, schaarden de lantaarndragers zich daarom heen en zodra het lijk was bijgezet, toog de bedroefde familie, niet zelden onder het akelig gehuil van wind en sneeuwbuijen, van het graf waar zij heure dierbaren ter verbeiding van den jongsten dag, achterlieden, huiswaarts.
Zes weken lang bleef nu de doodbaar met het lijkkleed op het graf geplaatst waarvoor men zes gulden betaalde. Zoolang als de doodbaar op het graf bleef staan, zoolang bleven ook de vensters aan het sterfhuis gesloten."
foto: De heer Wennink rijdt op de lijkkoets van de Nederlands Hervormde Gemeente door Groenlo in 1962. Deze werd gestald in de schuur bij het Van Basten - Van Asbeck huis (met dank aan Paul Wallerbos).
Koffie en Grolse Pleskens
"Denzelfden avond van de begrafenis bleven de vrienden aan het sterfhuis, waar zij onthaald werden op wijn, koffij met krakelingen en pleskens [2], die daarvoor opzettelijk werden gebakken; zoodat om de groote menigte der genoodigden er wel voor honderdentachtig gulden wijn werd geschonken.
Die geen grafkelder hadden werden op dezelfde wijze op het protestantsche Kerkhof begraven.
Doch al deze gebruiken zijn reeds in het begin dezer eeuw tot groot nadeel der protestantschen Kerk afgeschaft."
begrafenis van 'landlieden' en het met een stok op de deur slaan
"De lijken van landlieden worden tot nu toe op een langen boerenwagen geplaatst; acht, tien vrouwen zitten op dezelfde wagen gehuld in een zwart kleed. De naaste bloedverwanten bijvoorbeeld vrouw en dochter nemen plaats op het voeteneind der kist, en zoo heeft ieder zijn plaats op de doodkist naar gelang zijn graad van verwantschap.
Te Grolle houden de boeren de van oudsher loffelijke gewoonte, dat na afloop der groeve de naaste buurman met een stok op de deur slaat, allen vallen dan op de knieën en er wordt luide gebeden voor de rust der ziel wier stoffelijk hulsel zij nu achterlaten, alsook voor diegene onder de aanwezenden die het eerst zal komen te sterven" [3]
foto: kerkdeur van de oude Calistuskerk in Groenlo
ongehuwden en het bestrooien met loverkens
"Wanneer vroeger een ongehuwde stierf, dan werd het lijk geheel versierd, zelfs het doodenlaken werd geheel met goud en gekleurd papier overdekt en zoodra de grafheuvel voltooid was, gingen de naaste buurmeisjes het geheele graf, gelijk met het noemde, met Loverkers bestrooien; dit is thans afgeschaft. [4] Als kinderen gingen wij bij zoodanig sterfgeval altijd Loverkers zamelen."
bron: M.H.C. van Basten Batenburg, 'Geslachtsboek der familie Van Basten, Batenburg en Van Basten Batenburg,' Oldenzaal 1864; Beverwijk/Leiden 1980; blz. 388
Rouw annonces
Tegenwoordig worden mededelingen van overlijden gedaan door middel van een advertentie in de (lokale) krant, of kerkblaadje, een mededeling vanaf de preekstoel en bidprentje.
Vroeger werden medelingen kennelijk ook aangeplakt op de kerkdeur of een aanplakbord in de stad.
foto links: aanplakbiljet overlijdensannonce Rutgerus Henricus Batenburgh (1724-1783) die in Groenlo of Zwillbrock moet zijn aangeplakt. Collectie Van Batenborgh Stichting Groenlo
UIt de afbeeldingen hieronder blijkt dat deze traditie nog steeds levend is. Het is een voorbeeld uit het dorp Levanto in Ligurie, Italie, waar rouw annonces kennelijk nog steeds op deze wijze worden bekendgemaakt.
foto's: aanplakbiljetten met o.a. aankonding overlijden Alceo Turci in Levanto, Cinque Terre , Ligurie, Italie, gedateerd 4 juli 2011.
Schuilkerken en begraafplaatsen in Groenlo
Voor de Katholieken Groenlo waren in de omgeving meerdere nood- en schuilkerken. Behalve die in Zwillbrock lag er op 10 minuten gaans ten Noordoosten van Groenlo, een noodkerk aan het Rijkenberg. Deze werd in 1699 geopend.
In 1675 wordt er melding gemaakt van een schuilkerk op de Katershorst, ten noorden van Zieuwent. Het lag op een omgracht terrein. Deze was tot omstreeks 1750 in gebruik. De grote en kleine Katershorst waren eigendom van Johan Henrick Batenburg (1761-1832) en dat vererfde op zijn kinderen.
Maria Helena Catharina van Basten (*1750) werd in 1819 nog begraven in de Katholieke H. Calixtuskerk te Groenlo. Haar echtgenoot Johan Henrick Batenburg overleed in 1832 en werd begraven op het kerkhof dat hij in 1817 (moet wrs. zijn 1827) tot begraafplaats had afgestaan en bekend was onder de naam van Batenburgs-hof of Buursens huisplaats. De RK parochie van de H. Calixtus had deze grond aan de Molenberg gekocht om in 1828 een eigen begraafplaats te stichten.
Dat was nodig door de nieuwe wetgeving waardoor het verboden was om de lijken ter aarde te bestellen in de kerken.
(Met het Franse decreet van 12 juni 1804 werd het begraven in kerken verboden, maar dat trad in Nederland pas in werking na de inlijving bij Frankrijk in 1810. Dat werd in bij Souverein Besluit van de latere Koning Willem I van 24 december 1813, weer terug gedraaid. Uiteindelijk werd bij KB van 22 augustus 1827 het begraven in kerken per 1 januari 1829 definitief verboden.)
Familiegraven Van Basten Batenburg en Ten Bosch in Lichtenvoorde
Noten van latere bewerkers van de kronieken:
[1] De zwarte mantels en lange lanfers aan de hoeden hebben het tot op den huidigen dag (1943) zowel bij de Roomsch Katholieken als de Protestanten weten vol te houden, naar ik meen alleen te dezer stede Grol. (Mogendorf.)
[2] Wat zijn Grolse pleskens? In BM Gelre van 1918 wordt uitgebreid het Lentsche Pleske en het Nijmeegse Plesken beschreven (blz. 125). Het Lentsche Pleske was ‘een soort zoete beschuitbollen, gekruid met anijs en soms ook wel met koriander”. Het Nijmeegse plesken van de 16e eeuw ‘schijnt een soort van brood geweest te zijn, buiten twijfel groter dan het Lentsche gebak”. Pleske zou het verkleinwoord zijn van ‘Paaschplas’. Naar het Duitse Platz voor een platte ronde koek. In Zutphen wordt in 1621 gesproken over ‘salte pleskes’ (BM Gelre 1940, blz. 205).
[3] Dat is nog niet veranderd. (Mog.)
[4] Deze gewoonte, die ik me nog zeer goed herinner, is meen ik eerst begin 20ste eeuw afgeschafd. (Mog.) Het tegenwoordige onderscheid tusschen een gehuwde en ongehuwde dode is, dat bij het aanzeggen en begrafenis van een ongehuwde, de koster en dragers witte handschoenen dragen terwijl het lijkkleed een groot wit kruis draagt. (Mog.)
De genoemde bewerker Mogendorff is mog. gelijk aan Jacob Mogendorff (Groenlo 1889- Auschwitz 1943).
bijgewerkt, juli 2011