De portretten van

Johann Ludger von Wydenbrück (von Wiedenbruck)

en

Anna Frederica van Basten,

in Bocholt (Dld.) 1753

Schilder: F.C. de Hosson

 

Johan Ludger von WiedenbruckAnna Frederica van Basten

 

Particuliere collectie, Friesland.

 

Inhoud:

Het schilderij, De Schilder, Anna Frederica, Johann Ludger, Een ander echtpaar, Zwerftocht, Literatuur, Verantwoording

 

 

Het schilderij

De olieverfschilderijen van Anna en Joannes zijn niet gesigneerd, maar zijn volgens een etiket met aantekening op de achterzijde "F.I. de Hosson, fec(it) 1753" in 1753 geschilderd door F.C. de Hosson.

 

De afmetingen van de twee schilderijen zijn: 67 cm x 84,5 cm en 66,5 cm x 84,5 cm.

Het schilderij is volgens de huidige eigenaar na de oorlog tussen de jaren 1955 - 1960 bij het Benedictijner klooster in Oosterhout verdoekt.

Volgens John Hoogsteder van de TV rubriek ‘kunst en kitsch' op 26 maart 2007 zijn de lijsten waarschijnlijk origineel.

Volgens Noordhoff gebeurde het wel vaker dat de Hosson niet signeerde.  In dat geval zat er vaak op de achterkant van het portret een etiket met gegevens van de geportretteerde en overige zaken. Ook bij Anna en Joannes was dat het geval.

 

Op de achterzijde bevinden zich fragmenten van etiketten:

 

Tekst op doek Anna Frederica

"Anna Fred. Wiedenbrugge geb. von Basten aet(atis) 22, F.I. de Hosson fec(it) 1753". Deze laatste tekst is bij het verdoeken erop gezet.

Tekst  op doek Johan Ludger

"Joannes Ludg. Wiedenbrugge, aetat(is) 34, F.I. de Hosson, fec(it) 1753"

Ook deze laatste tekst is bij het verdoeken erop gezet. Die is in ieder geval van veel latere hand. Door een transcriptiefout  kan  F.C. de Hosson geworden zijn tot F.I. de Hosson.

 

Fragmenttekst op etiket  op doek Johann Ludger:

"Luit.nant Johan....von Wiedenbruck....trouwde ...1753 m........erica van Bas............Bocholt. Dit w.........peetvader van Aloijis

....ers uit Ulft.    portretten zijn uit het erf .... van Frits Reigers uit 0 === 100       Bocholt. "

Dit is ontcijferd als: ‘Luitenant Johann Ludger von Wiedenbruck. Hij trouwde aug. 1753 met Anna Frederica von Basten uit Bocholt. Dit was de peetvader van  Alwijin Reigers uit Ulft'. De portretten zijn uit het erfgoed van Frits Reigers uit Bocholt.‘

Deze fragmenttekst is herkenbaar van de hand van M. Helena C. Essink - van Basten Batenburg (1819-1890), die de schilderijen ook in bezit heeft gehad.

 

 

De schilder

Fridericus Carolus de Hosson (Bad Bentheim, 1718 - Oude Pekela,  1799) was een behangselschilder, schilder en graficus. Woonde aanvankelijk te Groningen, later (ca. 1787) te Oude Pekela. Hij vervaardigde hoofdzakelijk behangselstukken met zeer grote figuren, portretten, figuurvoorstellingen, en vruchten.

Hij was leerling en zoon van de hofschilder van de graaf van Bentheim, Maximilianus Franciscus d'Ouhson Anna Maria Schürmanns. Hij was gehuwd met Christina Elisabeth Ludovica Antonette Holtman.

Bron: Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Den Haag

 

 

De afgebeelde personen

De geschilderde personen zijn Anna Frederica van Basten en Johann Ludger von Wiedenbruck.

De afgebeelde personen waren in het jaar 1753 (twee jaar na hun huwelijk) 22 jaar (Anna) en 34 jaar (Johann).

  

Anna Frederica van Basten (1731-1781)

Zij is gedoopt in de katholieke ‘Pfarrkirche St. Georg' op 13 februari 1731 in Bocholt (Dld.), als dochter uit het eerste huwelijk van Henricus Jodocus Antonius van Basten tot Eefting (1701-1734) en Anna Wilhelmina Oveljunck (deze trouwde voor de tweede keer met Hendrina Johanna Reigers). Anna Frederica overleed op 18 juni 1781 in Borken (Dld). Haar ouders woonden in het ‘Praedium Efftinck'.

Haar peetouders waren haar oom Frederick Joseph van Basten en Joanna Friderica Dircking.

Bij de volkstelling in het jaar 1749/1750 zouden zij worden vermeld als bewoners van het ‘Gut Efftinck', het thans nog steeds bestaande haus Efing in Bocholt. (zie foto toegangsbordje herrenhaus Efing.

 

Aantekeningen uit de familiekroniek Van Basten Batenburg

  • Toen Anna Frederica negen jaar oud was raakte zij als minderjarige in de periode 1738-1743, te Munster en Arnhem in een geschil verwikkeld over het leengoed Eefting en het Meijling in buurtschap Haern, leenplichtig aan het huis Bronkhorst. Het Hof van Gelderland beslistte ten gunste van de Frederik Wilhelm, de half broer van haar overleden vader, Frederick Wilhelm van Basten. Volgens de familiechroniqueur waren de kosten zo hoogopgelopen dat de wed. van Basten genoodzaakt was enige bezittingen te verkopen. Haar voorouders waren met dit huis en goed ook steeds beleend.
  • Op 12 april 1738 en 27 Mei 1739, beleend met het manleen Algentinck, gen. Jentinck (ook: Alijtinck of Jeltinck), in kerspel Aalten, buurschap Haert; alsmede beleend met rentes uit Oosterloe en die caetenstede ten Nijenhuijs, Aalten.
  • In 1744 heeft zij verzocht weer hiermee beleend te worden, maar op 28 Mei 1744 draagt zij het leengoed Algentinck uiteindelijk op aan de scholte Jan Leffers.

 

Anna Frederica van Basten trouwde in Borken in 1751 met:

 

Johann Ludger von Wiedenbruck (1719 - 1805)

Hij is omstreeks 1719 geboren.  Johan Ludger wordt nog vermeld in 1776 en is in 1805 in Bocholt overleden. vermoedelijk is hij een broer van de hierna vermelde Joachim Hillebrand von Wiedenbruck.

In 1764 wordt hij vermeld als ‘luitenant Wiedenbroek'. In 1776, 1796 en 1802 vermeld als Richter Stadtgericht Borken, amt Ahaus, in 1776 ook als  Rath der Fürstinn zu Elten als Äbtissin zu Vreden 1776 en als Bürgermeister van het Stadtgericht Borken, amt Ahaus.

 

Dochter

Hun dochter Maria Anna von Wiedenbruck werd geboren op 29 Jan 1765 te Borken (Dld.) en is overleden op 19 Mrt 1837 te Bocholt (Dld.) op 72 jarige leeftijd.

Deze Maria Anna trouwde dr. Bernard Johan Reigers, zoon van Johann Jakob Reigers (de ijzerfabrikant (Diepenbrock en Reigers te Ulft)) en Angela Maria Gertrud Diepenbrock, in 1789.

Hun zoon Aloijsius Reigers, is 21 Januarj 1845, oud 55 jaren, te Ulft overleden en wordt op het etiket genoemd.

 

Een ander echtpaar Von Wiedenbruck - van Basten.

Dit echtpaar moet niet verward worden met een ander echtpaar Von Wiedenbruck - van Basten.

Maria Antoinetta Modesta van Basten (1714 - 1783), die getrouwd was met Joachim Hillebrand von Wiedenbruck, is een achter-achternicht van Anna Frederica.

Opmerkelijk is in ieder geval dat de moeder van Anna Fredrica van Basten, Anna Wilhelmina Oveljunck een zus is van Marie Antoinetta Oveljonck, die getrouwd was met Joachim Hillebrand von Wiedenbruck. Anders gezegd via moeders kant was Joachim von Wiedenbruck een oom van Anna Frederica.

 

Het geslacht Von Wydenbruck (schrijfwijzen: van Wydenbruck, van Wydenbrugge, van Wijdenbruk, Wiedenbrugge) uit Westfalen.

wapen Von Wiedenbruck uit WestfalenJohan Ludger en Joachim Hillebrand von Wiedenbruck zijn verm. beiden kinderen uit het huwelijk van Matthias Wilhelm von Wiedenbrück tot Emsinck en Agnes Megtild Hane (Hahn). Mathias was militair en gegoed of vermeld in Münster, Deventer, Raalte, Diepenheim en Groenlo. Zij waren kleinkinderen van dr. (Vitus) Hildebrand von Wydenbrück (kanselier en drost te Bentheim) en Anna von Bockhorst.

Zij stammen af van de oude Westfaalse Freiherrn von Wydenbrück – van Loë die in 1655 door de Duitse keizer tot  graaf zijn verheven. Ze waren bezitters van o.a. het huis en goed „Engsterstein" bij Haltern, Büderich bij Werl en het huis en heerlijkheid Loë bij Recklinghausen (Cölnischen Lande). Een tak is nog aanwezig in Oostenrijk.

 

 

 

De zwerftocht van de schilderijen

De doeken bevinden zich nu (2009) in een particuliere collectie in Friesland.

 

Vermoedelijk zijn de de schilderijen nadat ze in het jaar 1753 gemaakt werden, mogelijk ter gelegenheid van het huwelijk, meteen terecht gekomen in ‘Haus Efing'. Daarna kwamen ze in het bezit van de dochter Anna Maria die wrs. ook verblijf had in ‘Haus Efing'. Via haar huwelijk met Bernard Reigers zijn ze in het bezit gekomen van de familie Reigers.

Het huis behoorde naar zeggen tot vroeg 19e eeuw aan de gebroeders Reigers en in 1840 aan de fabrikant Prosch in Mühlheim.

 

 

 Het genoemde landgoed ligt over de grens bij Bocholt (Duitsland) en Winterswijk

 

 

 

De eerst bekende vermelding van deze portretten komt van M. Helena C. Essink - van Basten Batenburg (1819-1890). In haar Geslachtsboek ‘Van Basten Batenburg' uit 1864 vermeldt zij: "Anna Frederica (van Basten) leefde in echt met Johan Ludgeer von Wiedenbroeck en is den 18 Juni 1781 te Borken in een-en-vijftigjarigen leeftijd overleden. Hunne portretten in 1753 vervaardigd berusten thans bij ons."

 

 

 

Mogelijk (ook) omdat Helena goed bevriend was met de familie Reigers in Ulft - de dochter van Anna Frederica was getrouwd met Reigers - zijn deze portretten bij haar terecht gekomen:

‘...deken Nijkamp was tijdens mijn vader leefde een vriend des huizes, en heeft toen onzen Henri te Lichtenvoorde den 22 Aug 1847 de eerste plegtige H dienst verrichte de feestrede gedaan, doch hij preekte zoo onduidelijk, sommigen meenden dat hij latijn had gesproken. Hij is te Lichtenvoorde van 1839 tot 40 kapel. en werd den 12 Oct. tot pastoor van Gendringen en Ulft aangesteld, zoo doende waren wij altijd vriendschappelijk met de familie Reigers en kinderen te Ulft, wij logeerden over en weer bij elkanderen, soms weken..... ‘ (uit ‘Aantekeningen van bijzonderheden...  1883"

 

Vermoedelijk zijn na de dood van Helena de doeken terecht gekomen bij haar broer Bernard van Basten Batenburg (gen. VII) die getrouwd was met Louise Bovens te lichtenvoorde. En door vererving, naar zijn zoon  J. Henri A. van Basten Batenburg (1858-1915; gen VIII).

De laatste woonde sinds 1883 in het kasteel de Holtmühle te Tegelen waar deze portretten tot 1975 hebben gehangen.

 

Vervolgens zijn de schilderijen vererfd via zoon Rutger H. van Basten Batenburg (1887-1973; (gen. IX) en in 1975 bij zijn zoon Felix M van Basten Batenburg (1932 - 1982; gen. X) terecht gekomen. Hij was gehuwd met Lily Berger.

 

Literatuur

  • L.J. Noordhoff, 'De kunstschilder F.C. de Hosson 1718-1791', in: De Stad en Lande. Cultuur-historisch tijdschrift voor Groningen, Jaargang 1, no. 4 (winter 1992/93), p.7-11
  • ‘Aantekeningen van bijzonderheden, voorgevallen in Oldenzaal en Lichtenvoorde' , Helena Essink - van Basten Batenburg , 1883"
  • Gelderse gezichten, drie eeuwen portretkunst in Gelderland 1550-1850, Johan Carel Bierens de Haan e.a., 2002, Waanders UItgevers, Zwolle

 

Verantwoording

In particiuliere collecties blijken nog veel geschilderde portretten van Gelderse personen aanwezig te zijn die nog niet zijn beschreven of bekend zijn bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie. Voorts zijn verzamelingen door verervingen uiteen gevallen.

De Van Batenborgh Stichting uit Groenlo is voornemens meer portretten via deze site toegankelijk te maken, hun achtergrond te belichten en de functie in het historische interieur te onderzoeken.

De publicatie 'Gelderse gezichten' uit 2002 biedt een inkijk  in een selectie van honderd Gelderse portetten uit drie eeuwen.

Bovenstaande informatie is beschikbaar gekomen door onderzoek en bijdragen van: L. van Basten Batenburg - Berger, H. Ouwe Bijlsma, en de Van Batenborgh Stichting.

 

 

© 2009 Van Batenborgh Stichting, Groenlo

 

 

 

Actualiteit

Unieke zilveren schaal uit zevende eeuw met zonnewiel in Oegstgeest gevonden.